Dick Schoon, bisschop van Haarlem brengt in zijn preek verslag uit aan de plaatselijke gemeente in Amsterdam over de Internationale Theologen Conferentie.

Preek voor 30-08-2009, 13de zondag na Pinksteren (B 17), Amsterdam/Aalsmeer.

Lezingen: Deuteronomium 10:10-21; Efesiërs 6:10-20; Marcus 7:1-15, 21-23.

1. De zondag van de ware reinheid, zo heeft de samensteller van ons kerkboek deze zondag getiteld. Het is duidelijk dat de reinheid het thema is van de evangelielezing, waarin Jezus in aanvaring komt met Farizeeën en schriftgeleerden, die hem verwijten dat zijn leerlingen met ongewassen, en daardoor onreine handen eten. Maar horen we ook over reinheid in de andere lezingen?

2. In de lezing uit Deuteronomium, waar Mozes aan de grens van het land Kanaän nog één keer de hele wet samenvat in het grote gebod, dat Israel de Heer God moet liefhebben, geen andere goden moet nalopen en net als Hijzelf recht moet doen aan wezen, weduwen en vreemdelingen, kortom: de zwakken in de samenleving. Die samenvatting van de geboden die de Heer God zijn volk op de berg Sinaï heeft gegeven, kun je als een soort reinheid opvatten: het gaat om de reinheid in het geloof, een soort zuiverheid waarin je geen concessies doet aan de waarheid die ten leven leidt: het gaan in de geboden van de Heer God.

3. En op soortgelijke wijze schrijft ook Paulus – in de tweede lezing die we vanochtend horen – aan de gemeente van Efese. Hij vergelijkt de volgeling van Jezus met een soldaat die strijd moet leveren tegen de macht en heerschappij van de duisternis. Die soldaat is omgord met waarheid en gerechtigheid en heeft als wapens het schild van het geloof waarop brandende pijlen afketsen, de helm van het heil en het zwaard van de Geest. Zo staat de volgeling van Jezus zuiver in het leven in de wereld, zo is hij gewapend tegen verwondingen en blijft hij rein.

4. U weet misschien, gemeente, dat mijn vrouw Lidwien en ik met nog zo’n veertig andere theologen de afgelopen week in Duitsland waren voor de jaarlijkse oud-katholieke theologenconferentie. Het onderwerp dit jaar was het rapport van de officiële dialoogcommissie van de oud-katholieke en de rooms-katholieke kerken. De rooms-katholieke leden van de commissie waren benoemd door het Vaticaan, om preciezer te zijn: door het Secretariaat voor de Eenheid van de Christenen; de oud-katholieke leden door de Internationale Bisschoppenconferentie van de oud-katholieke kerken. Die commissie was in 2003 ingesteld om te bekijken in hoeverre er een kerkelijke gemeenschap mogelijk is tussen onze beide kerken.

5. U begrijpt: naast allerlei andere zaken vormde de positie van de bisschop van Rome, de paus, een van de heetste hangijzers. En wat deed de commissie in haar wijsheid? Om niet meteen in het drijfzand van die heikele vraag terecht te komen, keek ze eerst naar wat onze beide kerken gelijk hebben, ze zocht naar de consensus, datgene waarover beide kerken het eens zijn. En wat was dan? Bijvoorbeeld dat het zwaartepunt van de kerk, de eenheid van de kerk, zich allereerst op het niveau van de lokale kerk, het bisdom manifesteert. Voor oud-katholieken is dat vanzelfsprekend en strookt het met oude katholieke leer van de eerste tien eeuwen. Maar voor rooms-katholieken is dat toch een omstreden zaak, want er zijn brede en machtige stromingen in die kerk die het zwaartepunt van hun kerk allereerst in Rome zien. Maar de commissie, dus ook de officieel aangestelde rooms-katholieke leden daarin, zagen die concentratie op de lokale kerk, het bisdom, als uitgangspunt voor wat wij gemeenschappelijk hebben.

6. Pas daarna kwamen de punten waarover we het (nog) niet eens zijn. De commissie somde allerlei punten op, open vragen. Die open vragen betreffen van oud-katholieke zijde dan met name de Mariadogma’s uit de 19de en de 20ste eeuw, over de onbevlekte ontvangenis en de hemelvaart van Maria, en de dogma’s over de onfeilbaarheid en het oppergezag van de paus. Van rooms-katholieke zijde betreft het de wijding van vrouwen, het niet-gedwongen celibaat van oud-katholieke geestelijken en problemen rond de overgang van geestelijken en leken van de ene kerk naar de andere.

7. En tenslotte doet de commissie in haar rapport dan aanbevelingen hoe een mogelijke toekomstige kerkelijke gemeenschap er uit zou kunnen zien. En daarover was de meeste discussie. Want de oud-katholieke kerken van met name Duitsland en Zwitserland zijn voortgekomen uit het protest tegen de onfeilbaarheid van de paus en zijn wereldheerschappij. En elke mogelijk erkenning van een bepaald gezag dat de bisschop van Rome in de wereldkerk zou kunnen krijgen, stuit daar dan ook op flink verzet. Maar de geschiedenis van de Nederlandse kerk is een andere; onze kerk gaat terug op de stichting door de heilige Willibrord en die heeft principieel nooit afstand genomen van een ereplaats voor de bisschop van Rome in de westerse kerk. Ja, ook wij zijn tegen zijn onfeilbaarheid en zijn positie als superbisschop in de kerk. Maar als de kerk als wereldkerk samenkomt, bijvoorbeeld in een algemeen concilie, dan is de paus wel degelijk de voorzitter. Hoe de discussie verder gaat lopen en hoe het rapport verder behandeld gaat worden, is nog niet duidelijk. Maar dat het een spannende discussie wordt, dat is wel duidelijk.

8. En hoe hangt deze oecumenische poging nu samen met de thematiek van deze zondag, de ware reinheid? Voor mij was het werkelijk zo, dat de theologen in de dialoogcommissie de wapens gebruikten die Paulus ons aanraadt: ze zochten naar de christelijke waarheid, het zuivere katholieke geloof van alle eeuwen zonder direct te struikelen over de machtspretenties die de rooms-katholieke kerk aan dat geloof heeft toegevoegd of de moderniseringen die de oud-katholieken hebben doorgevoerd. Ze zochten naar wegen om te groeien in oecumenische gezindheid. De oud-katholieken deden dat door de rooms-katholieke kerk niet te zien als één groot kwaad machtsblok in deze wereld, maar als een zusterkerk waarin mensen oprecht op zoek zijn naar God en hun geloof gestalte geven. En de rooms-katholieken deden dat door de oud-katholieken niet meteen als ketters te veroordelen. Samen zijn wij ervan overtuigd, dat het niet goed is dat de kerk verdeeld is en we hebben gebeden voor de eenheid. Zo hebben we geprobeerd om de oude vijandbeelden over en weer te doorbreken en samen op zoek te gaan naar nieuwe wegen om de boodschap van het evangelie gestalte te geven.

9. Nog iets over de evangelielezing van vandaag. Daarin klinkt dat vreemde woord ‘korban’, ‘offergave’. Jezus verwijt de Farizeeën en de schriftgeleerden, dat ze menselijke regels laten voorgaan en daardoor Gods gebod overtreden. Ze staan toe dat mensen een geldelijke offergave geven aan de tempel – en de term voor zo’n gift is ‘korban’. Daarmee doen ze hun ouders, die voor hun levensonderhoud van hun kinderen afhankelijk zijn, te kort. En daardoor zondigen ze tegen het gebod om vader en moeder te eren. Zo laten de Farizeeën mensen zondigen, zogenaamd onder de noemer van een goede daad aan de tempel. Jezus gebruikt dit voorbeeld om aan te tonen, dat niet datgene wat de mens ingaat – het eten dat met ongewassen handen wordt gegeten – hem onrein maakt, maar datgene wat uit het hart van de mens komt. En dat hart is niet louter liefde of mededogen, maar kan net zo goed allerlei kwaads voortbrengen.

10. Uit de lezingen van vanmorgen kunnen we leren, dat we voorzichtig moeten zijn met de beoordeling van de ander. Voordat we het wagen om een ander aan te spreken op zijn onreinheid of op de fouten in zijn geloof, moeten we eerst in ons eigen hart bekijken met welke overleggingen we dat eigenlijk doen. Als we iemand op zijn fouten wijzen, doen we dat dan om werkelijk samen verder te komen? Of doen we dat om onszelf te bevestigen in ons eigen gelijk? Of we nu in internationaal verband oecumenische gesprekken voeren of hier in de parochie iets doen, de basis van ons doen en laten moet het grote gebod uit de wet van Mozes zijn, om de Heer God alleen te dienen – en niet de god van onze eigen ijdelheid – en onze naaste, die net zo is als wijzelf, die talenten heeft en tekortkomingen. Dat betekent niet dat we niet meer trots mogen zijn op ons geloof, op de rijke oud-katholieke traditie of op onze eigen prestaties en onze inzet. Het betekent eerder dat we bij al ons doen en laten God dank brengen, in hem onze sterkte zoeken en naar zijn koninkrijk van recht en gerechtigheid op weg blijven. Alleen zo kunnen we de zwakheid van anderen vergeven én tegelijk ook onze eigen zwakheid aanvaarden, omdat we wéten dat Gods barmhartigheid groter is dan ons wispelturige hart. Moge Hij ons de kracht daartoe geven, ook in het nieuwe seizoen dat we beginnen. Amen.