Een groot feest vergt een gedegen voorbereiding. Vandaar dat de kerk om zich voor te bereiden op het grote feest van Pasen een periode van bezinning en inkeer in acht neemt. Die begint op Aswoensdag, wanneer we ’s avonds bij elkaar komen om te horen hoe Jezus aanwijzingen geeft om oprecht te leven: je leeft niet om gezien en gewaardeerd te worden door andere mensen, maar door God. De zondag daarna horen we hoe Jezus dat zelf doet, als hij in de woestijn door de duivel op de proef wordt gesteld. Hij geeft niet toe aan de zucht naar gemakkelijke oplossingen voor ingewikkelde problemen, maar stelt zijn vertrouwen op God. Christenen proberen hem te volgen op die weg. Op Aswoensdag doen we dat in het bijzonder door as te zegenen en onze hoofden daarmee te bestrooien. Het is niet alleen een teken van onze onmacht om het goede te doen, maar vooral een symbool van ons vertrouwen op God, die ons nieuwe kansen geeft. Gedurende de veertig dagen voorbereiding op Pasen is de kerkinrichting sober: de liturgische kleur is paars, de lofzang ‘gloria’ vervalt, de toon van de bijbellezingen is ernstig en roept op tot bezinning. In ons dagelijkse leven beperken we ons in onze gewone pleziertjes. Sommigen gaan niet uit of eten geen vlees (als ze al niet vegetarisch leven); anderen besteden minder geld aan lekkere dingen om dat vervolgens in het kader van de vastenactie weg te geven aan een goed doel; met extra bijbellezing en gebed concentreren we ons op het feest dat komen gaat: de opstanding van Jezus uit de dood, de overwinning op alles wat ons klein en beperkt houdt.
Dick Schoon