Feestelijke boekpresentatie in Amsterdam

Veel lof voor zijn monnikenwerk kreeg bisschop Dick Schoon op zijn huwelijksdag, 18 mei, in Amsterdam. Aanleiding was de presentatie van zijn Aartsbisschop aangeklaagd in Rome, een omvangrijk werk dat nieuw licht werpt op het conflict in de Nederlandse katholieke kerk waaruit de huidige Rooms- en Oud-Katholieke Kerken voortkomen. Drie sprekers uit de academie lieten hun licht schijnen op Schoons werk, terwijl de goed 100 aanwezigen tegelijkertijd meegenomen op een muzikale tijdreis naar de 18de eeuw, waarin het conflict speelde.

De Leidse hoogleraar Mirjam de Baar benadrukt in haar reactie op het boek het belang van het soort bronnen dat Schoon gebruikte. De bulk van zijn werk bestaat uit de vertaalde dagboeken van aartsbisschop Petrus Codde en zijn metgezellen Jacob Krijs en Benedict de Waal. Deze hielden ze bij tijdens hun reis naar en hun verblijf in Rome in 1700-1703. Aanleiding voor de reis was dat deze aartbisschop zich voor zijn beleid, theologie en spiritualiteit moest komen verantwoorden. Zulke persoonlijke documenten, ‘ego-documenten’ met een vakterm, laten in groot detail zien hoe mensen iets beleven of meemaken. Het werken met zulke bronnen vraagt veel energie en geduld, De Baar prees Schoon voor zijn harde en zorgvuldige werk.

In een tweede reactie ging Dr. Joep van Gennip (Universiteit van Tilburg) in op de spanning tussen ordesgeestelijken, met name Jezuïeten, en bisdomsgeestelijken, zoals Codde zelf. Hij gaf aan dat met name de eerste een bijzonder onprettige rol gespeeld hebben in het conflict. De bronnen die Schoon beschikbaar maakte, lieten dat nog een keer overduidelijk zien. Hij pleitte ervoor om dit ook in de bredere geschiedschrijving over deze periode te verdisconteren. Ook Van Gennip drukte zijn grote bewondering en waardering uit voor Schoons werk, dat hij in zijn vrije tijd verrichtte.

De laatste reactie kwam van de Leuvense Dr. Lydia Janssen, zij richtte met name de aandacht op het belang van internationale netwerken, zoals die rondom de Leuvense universiteit in de 17de en 18de eeuw. Vaak heeft geschiedenis, ook kerkgeschiedenis, een te nauwe focus op nationale geschiedenis. Zoals het werk van Schoon ook laat zien: iets als Nederlandse kerkgeschiedenis valt alleen maar te begrijpen wanneer het in internationaal verband geplaatst wordt. In het geval van Codde, zelf afkomstig uit Amsterdam en opgeleid in Leuven, zag zijn loopbaan bepaald (en beëindigd) worden in Rome, met alle gevolgen voor de Nederlandse katholieken van dien.

In zijn respons benadrukte Dick Schoon in eerste instantie het centrale spirituele en theologische Anliegen van Codde en zijn tochtgenoten: een theologie waarin de waarde en waardigheid van de mens zonder meer voorop staat, zonder dat de mens afhankelijk is van zijn eigen prestaties of successen. Ook in de 21ste eeuw is dat een belangrijke boodschap. Hij sloot zich aan bij het pleidooi van Janssen voor onderzoek internationale netwerken en kondigde aan dat in de komende jaren ook zelf te willen gaan opzetten en uitvoeren, in samenwerking met anderen: een netwerk van onderzoekers om een internationaal netwerk te onderzoeken. In de aansluitende discussie kwam onder meer de motivatie van Schoon voor dit onderzoek – grote nieuwsgierigheid! – aan de orde.

De bijeenkomst werd gelardeerd door een vijftal muzikale intermezzi, deels met muziek uit de tijd van Petrus Codde, zelfs met muziek die hij op zijn reis gehoord zou kunnen hebben, deels met muziek die het verleden met het heden verbond. Organist James Pollard bracht stukken van Pachelbel en Pasquini ten gehore, een kwartet bestaande uit Toon Renssen, Edward Jacobson, Swaentje en Jasmijn Calis speelde muziek van Purcell, terwijl een trio en een solist uit deze vier nog voor twee verdere intermezzi zorgden.

Een gezellige en rijke receptie sloot de bijeenkomst af, waarbij aanwezigen ook Schoons boek konden kopen dankzij de aanwezigheid van uitgeverij Verloren, die, samen met de Amsterdamse parochie, het Bisdom Haarlem en het Oud-Katholiek Seminarie de bijeenkomst mogelijk maakte.