Pinksterpreek van bisschop Dick Schoon 2011

 

 Preek voor 11/12 juni 2011, Pinksteren, Amsterdam. Heilig vormsel Emma Marianne van der Meulen. Lezingen: Ezechiël 11, 17-20; Handelingen 2, 1-11; Johannes 14, 23-29.

 

Vorige week waren we met de studenten en docenten van het seminarie op reis naar Frankrijk. We bezochten er allerlei plekken in en rond Parijs, die een rol hebben gespeeld in de geschiedenis van onze kerk. We bezochten natuurlijk de vrouwenabdij van Port-Royal, althans wat daarvan na de verwoesting op last van Lodewijk XIV nog is overgebleven, we zagen de graven van beroemde geestverwanten van die nonnen als het wiskundig genie Blaise Pascal en de tragedieschrijver Jean Racine; we gingen langs kerken en seminaries in Parijs, waar jansenisten – zo heetten die geestverwanten van de nonnen – hebben gestudeerd en de eredienst hebben gevierd. En natuurlijk deden we dat zelf ook, de eredienst vieren, onder andere met nieuwe oud-katholieken in Parijs en in de parochie van Prisches, in Noord-Frankrijk, waar een oud-katholieke parochie is ontstaan. Kortom: we trokken erop uit, om verleden en heden met elkaar in verband te brengen en daardoor bij te dragen aan de toekomst van onze kerk.

Wat heeft dat met het Pinksterfeest of met het vormsel van vandaag te maken? Welnu: precies die verbinding van verleden en heden met het oog op de toekomst, dat lijkt me ook bij het gebeuren in Jerusalem waarover we in de tweede Schriftlezing hoorden centraal te staan. De leerlingen van Jezus zitten daar aanvankelijk bijeen op één plaats, en je kunt je indenken in wat voor situatie. We hoorden de afgelopen weken, de weken tussen Pasen en Pinksteren in, hoe Jezus op wonderlijke wijze aan hen verscheen en in hun midden als de gekruisigde en verrezen Heer aanwezig was. Maar steeds hielden die gebeurtenissen naar mijn mening ook iets beperkts, alsof de leerlingen nog niet goed wisten wat ze daar nu mee aan moesten, hoe ze in beweging moesten komen. En dat is precies wat er vanochtend wél gebeurt: niet Jezus verschijnt hier, maar een windvlaag die zich als tongen van vuur verdeelt en op hen komt. Op plaatsjes van dit feest die je dat altijd plastisch afgebeeld: elke apostel (en meestal ook Maria nog) met een vlammetje op het hoofd. Wat er nu gebeurt, is niet dat ze er meteen op uit trekken – dat horen we in het vervolg van de Handelingen -, maar wel dat hun tong wordt losgemaakt, dat ze het grote wonder van Pasen onder woorden leren brengen. Datgene wat er gebeurd is, het verleden dat ze hebben meegemaakt, de dood en opstanding van Jezus, leren ze in verband brengen met de hele geschiedenis van Israël. Datgene wat aartsvaders en profeten hebben verkondigd, is in Jezus werkelijkheid geworden. En meer nog: mét Jezus staan zij zelf op uit de verlamming en de onzekerheid die hen gevangen hield en worden ze bevrijd om de grote daden van God te gaan verkondigen. Zo worden verleden en heden aan elkaar gekoppeld met het oog op de toekomst. Wat God eeuwen geleden aan aartsvaders en –moeders beloofde, dat de zegen over Israël tot zegen voor alle volkeren zou worden, dat hóór je hier vandaag beginnen. Vandaar ook die opsomming van volkeren, die zo’n beetje de gehele toenmalig bekende wereld omvat. Je zit niet opgesloten in je afkomst, maar je deelt in een gezamenlijke toekomst, een wereld van gerechtigheid en vrede.

In het evangelie hoorden we woorden die Jezus sprak aan de vooravond van zijn lijden en sterven. Hij kondigt daar zijn vertrek aan: ‘Ik ga naar de Vader.’ Wat betekent dat, wie is die vader? Je moet dat natuurlijk niet in biologische zin opvatten, want dan kom je in de problemen. De Vader is in de bijbel degene die de zoon verwekt, niet als een fantastische menselijke biologische prestatie, maar als teken van de toekomst die God vanaf den beginne met zijn schepping voorheeft. Vandaar dat die geboortes van de eerstgeborene altijd zo problematisch gaan, niet volgens onze wil maar volgens die van God – en die wil staat nogal eens haaks op wat wij willen. Want wat willen wij? Wij willen graag ons gelijk halen, wij willen graag bevestigd worden door onze medemensen, aanzien en status genieten, succes hebben en groeien, ook als kerk in ledenaantal of financiële middelen. Maar het gevaar van dat soort menselijke verlangens is, dat ze ons blind kunnen maken voor het grotere geheel van Gods goedheid. We kunnen zó gefixeerd raken op wat wíj denken dat belangrijk is, dat we teveel in ons eigen cirkeltje blijven ronddraaien en ons daardoor afsluiten voor de grote daden va God, die grenzenloos zijn en grenzen doorbreken. Als Jezus spreekt over zijn Vader, dan bedoelt hij daarmee degene uit wie en tot wie alles wat bestaat geschapen is. Wij leven dan ook niet voor onszelf, maar we maken deel uit van die grotere gemeenschap van Gods volk van alle tijden. Als je je dat realiseert, dan doet zich het wonderlijke verschijnsel voor, dat je weliswaar de beperktheid van je eigen wensen en verlangens onder ogen ziet en je je realiseert hoe klein je bent, maar tegelijk bevrijdt die ervaring je om naar de toekomst toe zonder eigenbelang voor God en voor je naaste te leven. Je hoeft je geen zorgen te maken om door je medemensen gewaardeerd te worden, je hoeft je niet af te beulen om te slagen in dit leven: je weet dat je bestaan in God zijn oorsprong en zijn doel vindt. Als je dit weten in je hart met je meedraagt, dan heb je deel aan die vrede waarvan Jezus zegt, dat de wereld die niet bieden kan, de vrede die onze tong losmaakt om Gods grote daden te verkondigen.

De nonnen van Port-Royal zijn al eeuwen dood, evenals beroemde mensen als Pascal en Racine. En toch geloven we dat we in de geest met hen zijn verbonden, dat hun geloof ons geloof is, hun vertrouwen en inzet voor hun medemensen óns vertrouwen en ónze inzet zijn. Dat is het geheim dat de kerk week aan week in de eucharistie ook viert: dat Gods wereld van vrede aangebroken is waar mensen het leven delen, waar de dood en verrijzenis van Jezus met brood en wijn worden herdacht, en waar de geest ons te hulp komt om grenzen tussen mensen te doorbreken. Daar wordt de dood overwonnen en wordt het leven gevierd met grenzenloze vreugde.

Als wij nu zo dadelijk het heilig vormsel aan Emma gaan bedienen en de kinderen zegenen, dan is dat niet alleen de bevestiging van de beloften die Emma’s ouders bij haar doop voor haar hebben afgelegd. Het is meer dan dat. Zij wordt gezalfd met chrisma, teken dat ze is opgenomen in Gods verbond met zijn volk van alle tijden. Die zalving sterkt haar in aanvechtingen, geeft haar wijsheid en kracht om werkelijk volgeling van Jezus te worden. Haar bestaan is geborgen is Gods goedheid met ons allen. We bidden dan ook, dat zij de vreugde ervaart van alle kinderen van God, de vrede die ons verstand te boven gaat.

Amen.