Boudewijn Sjollema, Nederlander en socioloog, was eerste directeur van het Programma ter Bestrijding van het Racisme van de Wereldraad van Kerken, 1970-81. Hij sprak tijdens een conferentie van de Wereldraad over racisme in Doorn. Het bureau van de Raad van Kerken heeft hem gevraagd de gedachten rond gastvrijheid verder uit te bouwen. Hieronder zijn bijdrage.
De resultaten van de recente Europese verkiezingen doen opnieuw de vraag rijzen naar de houding van onze kerken tov de vreemdelingen in onze poorten. Die houding kan niet vrijblijvend zijn.
Het toenemende nationalisme en de uitsluiting van mensen die toegang zoeken tot onze welvaart stelt ons als christenen voor de vraag hoe wij onze relatieve welvaart met anderen delen.
Gastvrijheid is een bijbels gegeven. Het stamt van het latijnse “hostis”. En dat betekent zowel gast als vijand (Jacques Derrida: Over Gastvrijheid). Daarmee worden de inhoudelijke spanning en de dualiteit van het woord weergegeven. Onvoorwaardelijke gastvrijheid vormt een bedreiging voor onze maatschappij. Gastvrijheid kan omslaan in vijandigheid.
Wat betekent gastvrijheid oefenen in de praktijk? Thuis zijn bij de ander. De notie van gastvrijheid is diep geworteld in de geschiedenis van Israël en in de christelijke kerk. Israelieten worden er herhaaldelijk aan herinnerd dat hun voorvader een Arameeër was “die een zwervend bestaan leidde” (Deut.26:5). En in de evangelieën zegt Jezus duidelijk dat “al wat U gedaan hebt voor één van mijn broeders (en zusters!) hier, al was het de onbelangrijkste, hebt U voor mij gedaan” ( Matth,25:40). En in de Openbaringen vinden we de visie van het nieuwe Jeruzalem: “de poorten van de stad zullen de hele dag openstaan en niet meer worden gesloten, omdat er geen nacht meer heerst” (Openb. 21: 25).
We moeten ons beroepen op de stad, niet op de staat (Hannah Arendt: The Origins of Totalitarianism). Het nieuwe Jeruzalem is een inclusieve stad, anders dan Schengen (Fort Europa)!
En belangrijk voor al degenen die dialoog zoeken met andere godsdiensten, is dat we de gedachte- maar vooral ook de dagelijkse practijk!- van de gastvrijheid sterk terugvinden in de Joodse godsdienst ( de gastvrijheid van aartsvader Abraham) èn in de Islam. De vraag die wij zullen moeten beantwoorden is daarom hoe wij als christenen die gastvrijheid terugvinden? Daarbij staat de vraag naar onze gastvrijheid bij het vieren van Avondmaal en Eucharistie centraal. Die zijn vaak afgeschermd tegen buitenstaanders (Theo Witvliet: Het Geheim van het Lege Midden). Hoe breed zullen wij “de poorten” van onze gemeenschap openstellen voor anderen? Hoe inclusief denken en doen wij?
Bijbels gezien is gastvrijheid niet iets vrijblijvends, het gaat niet om filantropie, maar om een recht, een mensenrecht. En dat recht staat ook haaks op bestaande nationale wetgevingen die voornamelijk onze eigen burgers beschermen.
De tijd is rijp om daar vraagtekens bij te zetten en de discussie aan te gaan.
Gastvrijheid is niet alleen maar vriendelijk zijn voor de ander. Het heeft verregaande consequenties voor ons geloof. Het moet opnieuw vertaald worden, niet alleen voor onze christelijke gemeenschap, maar ook politiek en economisch. Dat zal ons misschien niet in dank worden afgenomen. Wij zullen daar waarschijnlijk een prijs voor moeten betalen. Dat zou kunnen betekenen dat wij niet langer gerespecteerd worden in onze eigen kerk, zomin als burgers van ons land. Daar zijn voorbeelden van te noemen.
Van ons kan gevraagd worden dat wij bestaande grenzen overtreden en duidelijke tekenen stellen als wegwijzers naar de toekomst.
Dat is utopie, onpractisch en gecompliceerd! Zeker, maar zeker is ook dat wij stappen in die richting moeten zetten als we waar willen maken wat we geloven!
Boudewijn Sjollema